Het gaat goed met de kunststofindustrie, maar op het terrein van duurzaamheid en het recyclen van plastics zijn de resultaten verre van optimaal. Daar moet het Nationaal Groeifondsprogramma Circular Plastics NL (CPNL) verandering in brengen. Hoe? Door de waardeketen van kunststofproducten technologisch te innoveren en circulair te maken. De komende jaren zullen de industrie en de onderzoekswereld gezamenlijk werken aan dat belangrijke doel. ‘De transitie vraagt enorme investeringen, inspanningen en innovatie die we met het CPNL-programma kunnen versnellen’, zegt Marc Spekreijse.
Door Dennis Derksen
De basis van het programma is een reeks van acht programmalijnen die zijn ontworpen om zowel de huidige kringlopen te sluiten als nieuwe recyclable-by-design materialen te ontwikkelen. Hierbij is gekozen voor vijf van de grootste materiaalstromen: polyolefines (PE/PP), polycondensaten (PET/PA), styreen-gebaseerde materialen (PS/ABS), polyurethaan (schuim) en rubber. De circulaire oplossingen voor deze materialen worden ontwikkeld tijdens innovatief onderzoek, pilots, demoprojecten en showcases. Deze worden uitgevoerd door consortia van ondernemers en kennispartijen, die later dit jaar hun projectvoorstellen kunnen indienen op basis van ‘open calls’. Deze calls beschrijven de belangrijke circulaire vraagstukken rond een materiaal in een specifieke waardeketen.
In hoeverre kan deelname aan de projecten interessant zijn voor het leeuwendeel van de industrie, het midden- en kleinbedrijf? Marc Spekreijse, sinds februari 2023 directeur van CPNL, kan kort zijn over die vraag. Hij ziet in het mkb als ‘motor van de economie’ een belangrijke partij voor het programma. ‘Het mkb voegt diversiteit, nieuwe gezichtsvelden en praktische invullingen toe aan heel complexe problemen. Veel innovaties komen uit het mkb. En we zien dat deze bedrijven met een nieuwe technologie soms zelfs makkelijker de stap naar de markt zetten dan de grote multinationals.’
Spekreijse verwacht dat zich voor het mkb tijdens de looptijd van het programma – acht jaar – veel mogelijkheden zullen aandienen. ‘Van het design, karakteriseren, sorteren en wassen tot aan mechanische en misschien ook wel fysische recycling zien we voor het mkb een belangrijke rol weggelegd. Daarnaast komen er verschillende showcases met ruimte voor het stuk design en verwerking, waarbij we over meerdere schakels in de keten een probleem proberen op te lossen.’
Cofinanciering in euro’s of uren
Vorig jaar werd het concept van het programma ingediend en gehonoreerd met een budget van 220 miljoen euro vanuit het Nationaal Groeifonds. De consortia vragen zelfstandig de subsidie aan bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het budget vanuit het Groeifonds moet door de industrie en andere stakeholders minimaal worden verdubbeld, door cofinanciering in euro’s of in uren. Hoe hoog deze cofinanciering is, hangt samen met hoe dicht een project bij de markt ligt. ‘Voor iets dat heel innovatief en risicovol is, zal het lastiger zijn om de cofinanciering bij elkaar te krijgen’, legt Spekreijse uit. ‘Bijvoorbeeld de programmalijn Kraamkamer loopt op een minimum cofinanciering van 10 procent. Voor de grotere demoprojecten is dat 75 procent of meer. Deze zitten veel dichter op de marktimplementatie, waardoor het risico voor de deelnemers lager is. Voor een pilot is daarom meer cofinanciering nodig dan voor innovatief onderzoek. De uiteindelijke bedragen en percentages worden in de generieke onderzoeksprojecten en showcases door de RVO bepaald en zijn afhankelijk van de ingediende begroting, het projectplan en de staatsteunregels.’
Kennis breed beschikbaar
Omdat CPNL conform de gedachte achter het Nationaal Groeifonds is bedoeld om het ‘duurzame verdienmodel’ van de industrie te versterken, zal de kennis uit de projecten breed worden gedeeld. Dat gebeurt via de website van CPNL, met een periodieke nieuwsbrief, tijdens symposia, via de informatiekanalen van brancheorganisaties en de vakmedia. Zo kunnen ondernemers, of die deelnemen aan een project of niet, gebruikmaken van de kennis om de keten in hun specifieke marktsegment te sluiten. Spekreijse: ‘We willen daarnaast een community met stakeholders opzetten, waarin partijen hun kennis kunnen delen en in overleg kunnen gaan. Over de uitkomsten van de programmalijn Kraamkamer zal hopelijk de wetenschappelijke wereld publiceren. Voor de programmalijn Karakteriseren, sorteren en wassen kunnen we mogelijk samenwerken met het Nationaal Testcentrum Circulaire Plastics, een open non-profitorganisatie. En we hopen dat ook uit de andere projecten successen worden behaald en de kennis voor de BV Nederland beschikbaar komt.’
De vraag dringt zich op hoe aantrekkelijk deelname aan een project is, wetende dat de kennis ook door andere partijen kan worden opgepikt. ‘Je geeft iets terug aan de industrie, dat klopt. Maar tijdens een project kan de ondernemer ook de ervaring opdoen, wat toch echt wezenlijk anders is dan kennis. Bovendien zal het bedrijf meer zichtbaarheid krijgen. De ondernemer doet contacten en nieuwe ideeën op die deze anders misschien niet zou krijgen. Je doet dus niet alleen een investering in de industrie, maar ook in je eigen bedrijf.’
Markt moet overnemen
Nederland heeft de ambitie om in 2030 voor de helft circulair te zijn en in 2050 volledig circulair. Bij die transitie zal CPNL de komende jaren een belangrijke rol spelen, verwacht Spekreijse. ‘De transitie vraagt enorme investeringen, inspanningen en innovatie die we met het programma kunnen versnellen. Het is opgezet van innovatieve projecten op laag TRL-niveau tot pre-commercieel. We ondersteunen projecten waar we in Nederland en misschien ook wel als Europa veel profijt van kunnen hebben. Dat gaat absoluut van waarde zijn bij de transitie naar de circulaire economie.’ Wel is het belangrijk dat de markt uiteindelijk de handschoen zal oppakken, benadrukt Spekreijse. ‘Stel, we bouwen een demofabriek voor de recycling van kunststoffen. Dat is nog altijd geen recycling op grote commerciële schaal. De stap die erna komt, helpt om de CO2-footprint te verlagen en het percentage gerecyclede content te vergroten. De hoop is dat partijen daar zelf voldoende budget voor vrij maken. Waar ons programma stopt, daar zal de markt het moeten overnemen.’
Spekreijse zal de komende tijd leidinggeven aan het bureau en de programmamanagers en zorgen voor de verbinding met het ministerie van EZK, de RVO en de NWO voor het uitzetten en monitoren van de calls. Daarnaast onderhoudt hij contact met het ministerie van I&W om de aansluiting te houden bij het beleid. ‘Het is mooi om de wereld een stukje beter achter te laten voor de industrie en de toekomstige generaties’, zo luidt zijn motivatie om begin dit jaar op de functie van programmadirecteur te solliciteren. ‘We moeten echt iets doen aan die grote bergen afval. Het is toch heel inefficiënt om iets moois te produceren en daarna in een AVI te verbranden voor een beetje energieterugwinning? Ik zeg het heel vaak: don’t waste our plastic waste, het is te waardevol.’
Meer weten?
De eerste open calls voor de projecten zullen later dit jaar in de Staatscourant worden gepubliceerd. Geïnteresseerd in deelname? Meld u via www.circularplasticsnl.org alvast aan voor de periodieke nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de vooraankondigingen. Op deze website vindt u meer informatie over de opzet en doelstellingen van het programma.